jolant
PUBLICATIES

Artikel 2
‘STRESSREDUCTIE OPENT DE WEG NAAR OUDER-POWER’

  • Van den Haspel, J.M. (2010). Stressreductie opent de weg naar ouder-power. Tijdschrift Ouderschap & Ouderbegeleiding, 13 (1), 61-70.


STRESSREDUCTIE OPENT DE WEG NAAR OUDER-POWER


SAMENVATTING
Iedere ouder heeft in principe een ouder-power instinct, dat nog het beste omschreven kan worden als het van nature aanwezige verantwoordelijkheidsgevoel voor het bieden van voeding en veiligheid aan hun kind en het vertrouwen in hun ontwikkelingspotenties. Het hormoon oxytocine speelt hierbij een belangrijke rol. De grootste vijand van ouder-power is extreme stress, waardoor deze power (tijdelijk) blokkeert en waardoor ook het vertrouwen van de ouder in zichzelf en het ‘goede-ouder’ gevoel vermindert. Een vervelende situatie voor zowel ouder als kind.
Vooral de fysiologische stressreacties, met onder andere de vorming van het stresshormoon cortisol als antagonist van oxytocine, spelen een belangrijke rol bij de verminderde uiting van de instinctmatige ouder-power. Het aanleren van een methode om zelf het fysiologische stressniveau te verlagen, begeleiding bij het (weder)opbouwen van het zelfvertrouwen, (her)vinden van het ‘goede-ouder’ gevoel en het (her)nemen van de verantwoordelijkheid in de ouder-kind relatie kunnen ouders ondersteunen bij het aansluiten op hun ouder-power instinct. Een prettige situatie voor zowel ouder als kind.
In dit artikel wordt de inhoud en theoretisch onderbouwing beschreven van een stressreducerende methode om onder andere ouders van kinderen met gedragsproblemen te begeleiden bij het (her)vinden van hun ouder-power.


TREFWOORDEN
Stress, ouders, kind, aandachtsstoornissen, gedragsproblemen, ademhaling, hartcoherentie,


Drs. Ir. Jolant van Haspel is als neuropsycholoog werkzaam op het gebied van fysiologische en cognitieve stressvermindering.
Email: jolantvandenhaspel@gmail.com


OUDER-PROBLEMATIEK BIJ KIND MET GEDRAGSPROBLEMEN
Het opvoeden van een kind met onaangepast gedrag is moeilijk voor ouders. Iedere ouder heeft van nature de wens en het verantwoordelijkheidsgevoel in zich om te zorgen voor een goede en gelukkige ontwikkeling van het kind en zijn gedrag. Deze ouder-power is deels evolutionair bepaald en wordt aangestuurd door het hormoon oxytocine, dat bij moeders rond de geboorte van hun kind automatisch aangemaakt wordt, evenals bij betrokken vaders. Ouders verwachten van zichzelf dat ze ‘goede ouders’ zijn en als een kind voortdurend gedragsproblemen vertoont, zien ze dat vaak als eigen falen. Deze zelfveroordeling van de ouders kan enorme vormen aannemen en de omgeving doet daar vaak nog een schepje bovenop door hen of hun opvoedingscapaciteiten openlijk af te keuren.
Dit alles geeft voldoende gronden voor de ontwikkeling van een zeer hoog stressniveau bij ouders met de daarbij behorende ‘korte lontjes’ en moeite om het eigen gedrag onder controle te houden. Een negatieve spiraalwerking tijdens de interactie met het kind kan ontstaan en het gebeurt maar al te vaak dat extreme stress leidt tot gevallen van kindermishandeling (MacKenzie, 2007). Vrijwel alle ouders ervaren schuldgevoelens en schaamte, wanneer ze zich naderhand bewust worden van hun eigen negatieve gedrag. Het staat haaks op hun genoemde wensen en verantwoordelijkheidsgevoel. Dat maakt de zelfveroordeling alleen maar groter, het gevoel van ‘goede ouder’ minder en de toegang tot ouder-power geringer.
Het doorbreken van de negatieve spiraal is noodzakelijk voor het hervinden van het evenwicht in het gezin en het zou mooi zijn als de ouder zelf de doorbraak in gang kan zetten door als eerste het eigen stressniveau onder controle te krijgen. De ouder kan zich weer ‘goede ouder’ voelen en het kind kan thuis weer de veiligheid vinden, die zo noodzakelijk is voor een meer evenwichtige ontwikkeling.
Jolant van den Haspel heeft een trainingsmethode samengesteld om stress op fysiologisch en cognitief niveau te verminderen. Dit programma is in een master-onderzoek toegepast bij gestreste moeders van kinderen met onder andere ADHD, PDD-NOS en stoornissen in het autistische spectrum, met vaak ernstige gedragsproblemen (Van den Haspel, 2009). De resultaten tonen aan dat 2,5 uur trainen in een individuele setting en twee weken thuis oefenen van de fysiologische stressvermindering met behulp van een ademhalingstechniek voor hartcoherentie (vijf keer per dag gedurende een halve minuut) voldoende is voor de moeders om hun eigen stressniveau te kunnen verlagen. Aan de hand van meetgegevens zijn significante verbeteringen aangetroffen in hun ademhalingsritme, hartritme, hartcoherentie en hersenfrequenties in de richting van ontspanning. Aan de hand van vragenlijsten zijn significante verbeteringen aangetroffen op het gebied van de emotionele beleving. Tevens was het aantal driftbuien van de kinderen afgenomen.
De moeders van het onderzoek hadden zich zelf aangemeld en waren niet verstandelijk gehandicapt of verslaafd aan harddrugs of alcohol.


Voordat overgegaan wordt tot de beschrijving van de trainingsmethode om het stressniveau onder controle te krijgen, wordt eerst dieper ingegaan op het begrip ‘stress’ en de daarbij behorende reacties aan de hand van een case.


CASE
Marian is moeder van Bram, Els en Evelien. Bram is met 8 jaar de oudste van de drie kinderen. Hij is vroeger langdurig huilbaby geweest. Wat Marian toen ook probeerde, ze kreeg hem niet stil. Het gebeurde regelmatig dat Bram in de armen van anderen wel rustig werd. Marian voelde zich geen goede moeder en begon aan zichzelf te twijfelen. De roze babywolk ging aan haar voorbij en ze had dag en nacht last van stress. Het lukte haar niet om op deze manier van hem te houden en er waren momenten dat ze zichzelf moest bedwingen om Bram niet van de trap af te gooien.
Bram is voor haar altijd een probleemkind gebleven en haalt regelmatig het bloed onder haar nagels vandaan. Hij luistert niet, gaat regelmatig over haar grenzen heen en valt bij het minste of geringste hard tegen haar uit. Zijn driftbuien wordenxtremer. Op school en op straat maakt hij met veel kinderen op een agressieve manier ruzie. Regelmatig krijgt ze boze ouders aan de telefoon, die haar aanspreken over het gedrag van haar zoon. De school vraagt haar om de twee weken op gesprek. Hem op zijn gedrag aanspreken en gewoon straffen helpt niet. Hij wordt er alleen maar brutaler van en zij machtelozer en geïrriteerder. Soms verliest ze volledig de controle en slaat hem tot bloedens toe, alsof hij een volwassen tegenstander is. Dat is eigenlijk de enige manier om zijn driftbuien te stoppen. Voor haar voelt het even als een ontlading, maar direct daarna realiseert ze wat ze gedaan heeft. Ze schaamt zich dood en hoopt dat niemand het te weten komt. Zo wil ze echt niet met haar kind omgaan, maar toch gebeurt het steeds vaker dat ze haar geduld volledig verliest en er pas achteraf achter komt dat ze hem weer in elkaar geramd heeft. Het gaat helemaal buiten haar denken om. Ze is voortdurend alert op hem en ze hoeft zijn onderlip maar te zien trillen of ze ontploft al bijna weer. De hele omgeving veroordeelt haar al vanwege het feit dat ze haar eigen kind niet kan opvoeden en als ze ook nog te weten komen dat ze hem soms mishandelt, kan ze wel helemaal inpakken. Ze staat al zo alleen. Niemand begrijpt haar en ze voelt zich verschrikkelijk falen als moeder. Haar ouders doen daar nog een schepje bovenop door te vertellen dat Bram bij hen thuis wel altijd lief en gehoorzaam is. Door zijn gedragsproblemen vraagt hij alle aandacht en heeft ze nog nauwelijks wat over voor de andere twee kinderen. Dat maakt haar schuldgevoel alleen maar groter. Ze is doodmoe, slaapt nauwelijks, zit onder het eczeem en loopt al jaren bij een fysiotherapeut voor nek- en schouderklachten.

STRESS EN STRESSREACTIES.
Marian ervaart al een lange periode een hoog stressniveau. Stress is de spanning, die iemand voelt in aanwezigheid van een ‘bedreiging’ van de evenwichtstoestand. De daarop volgende stressreacties vinden automatisch plaats en zijn eigenlijk aanpassings- of overlevingsreacties. Ze helpen bij het vinden van een nieuwe evenwichtssituatie, die weer rust en ontspanning kan geven. Stressreacties zijn evolutionair ontwikkeld en genetisch ingebouwd om het gehele menselijke systeem in onevenwichtige situaties efficiënt te laten functioneren. Zonder stress zouden wij niet kunnen bestaan, want dan zouden we ons niet kunnen aanpassen. Er zijn zowel fysiologische (lichamelijke), emotionele als cognitieve (psychische) stressreacties en al deze reacties samen bepalen het uiteindelijke gedrag. In dit artikel is de aandacht alleen gericht op de fysiologische en cognitieve stressreacties, omdat deze makkelijker door iemand zelf zijn te beïnvloeden dan de emotionele stressreacties.
Evenwicht is een toestand waarbij de huidige situatie voldoet aan onze doelen. Aan het begin van het leven hebben we vrijwel alleen maar collectieve basale doelen, die allemaal te maken hebben met overleven van individu en soort. Het betreft hier overleven op lichamelijk en psychosociaal niveau. Het belangrijkste psychosociale doel is ‘bij de groep horen’ (niet afgewezen worden). Collectieve doelen hebben evolutionair gezien hun nut bewezen en zijn aangeboren. In de loop van ons leven krijgen we daar individuele doelen bij en dit zijn eigenlijk niet anders dan onze persoonlijke ideeën over hoe we de basale doelen van overleven zouden kunnen bereiken. Individuele doelen zijn aangeleerd en worden voornamelijk bepaald door eigen ervaringen, de sociale omgeving en maatschappelijke ontwikkelingen. Tegenwoordig liggen deze individuele doelen een stuk hoger dan vroeger. Neem bijvoorbeeld de invulling die we als individu geven aan het begrip ‘goede ouder’. Vroeger was je al een goede ouder en hoorde je bij de groep als je voor de veiligheid en voeding van je kind kon zorgen. Tegenwoordig moet je aan een veel uitgebreider eisenpakket voldoen (bijvoorbeeld geld, status, schoonheid en de opvoeder van een uitblinkender en intelligenter kind). De kans om hier allemaal aan te kunnen voldoen wordt geringer naarmate de eisen hoger liggen en de kans op stress zal toenemen, zeker als het kind ook nog eens niet ‘voldoet’ en gedragsproblemen vertoont.
Stress wordt gesignaleerd door de amygdala in een hersengebied, dat zich midden tussen de beide slapen bevindt (Kuks, 2007). Het is een soort alarmcentrale, die geactiveerd wordt in aanwezigheid van ‘bedreigingen’ van de evenwichtssituatie. Bij stress worden allemaal processen in gang gezet, die de juiste hulpmiddelen genereren om lichaam en geest te helpen bij het vinden van een evenwichtige aanpassing.
Na de signalering van stress vindt allereerst een fysiologische reactie plaats. Deze levert energie en brengt lichaam en geest in een hogere staat van paraatheid voor de impulsieve vecht- en vluchtreacties. Onbalans in het autonome zenuwstelsel en de vorming van het stresshormoon cortisol zijn hier onder andere verantwoordelijk voor. Vervolgens vindt een cognitieve stressreactie plaats, waardoor een evenwichtig aanpassingsplan kan worden ‘bedacht’ en de impulsieve vecht- en vluchtreacties worden onderdrukt (LeDoux, 1996)..
De fysiologische stressreactie, en met name het stresshormoon cortisol, spelen een belangrijke rol bij de cognitieve stressreactie (en andersom). Cortisol kan de focus op ‘bedreigingen’ versterken en de vorming van een evenwichtig aanpassingsplan bevorderen of blokkeren. Blokkeren gebeurt alleen bij extreme stress en kenmerkt zich door controleverlies of zelfs ontoerekeningsvatbaarheid.


Het stresshormoon cortisol en de versterkte focus op ‘bedreigingen’
Signalen van ‘bedreigingen’ worden door de zenuwcellen van de amygdala uitgezonden en opgepikt door een soort antennes van de zenuwcellen, die de fysiologische stressrespons in gang zetten. Hoe meer van deze antennes aanwezig zijn, hoe meer versterkt het ‘bedreigende’ signaal opgevangen kan worden en hoe groter de stressrespons (Kalat, 2001).
Het aantal antennes van zenuwcellen neemt gedurende het gehele leven toe of juist af. Door gebeurtenissen, die nog niet tot een evenwichtige oplossing hebben geleid en daardoor nog steeds een ‘bedreiging vormen, kan het aantal antennes in de amygdala in de loop der tijd toenemen (Brown, 2001). Op deze manier wordt een belangrijk waarschuwingssysteem opgebouwd voor ‘bedreigingen’. Echter door voortdurende herhaling van nog steeds stress veroorzakende gebeurtenissen, kan het aantal antennes extreem toenemen. Een relatief geringe ‘bedreiging’ kan hierdoor een overdreven sterke stressreactie opleveren. We noemen dit een ‘kort lontje’. Als voorbeeld van een bedreiging met een ‘kort lontje’ kan de trillende onderlip van Bram in de case genoemd worden. Door voortdurende herhaling van de stressvolle interactie tussen Bram en Marian in aanwezigheid van zijn trillende onderlip, is het aantal antennes voor het zien van de trillende onderlip al vanaf zijn huilbaby periode toegenomen. Haar daaropvolgende extreme stressreactie staat geheel buiten verhouding met de aanleiding.
De toegenomen hoeveelheid antennes in de amygdala voor een bepaalde ‘bedreiging’ draagt bij aan een versterkte focus hierop en de persoon zelf ervaart dat als een toename van de ernst van de ‘bedreiging’.
Inzicht in dit proces maakt duidelijk dat ieder individu zijn eigen vertaalslag van de werkelijkheid maakt, afhankelijk van zijn eigen individuele doelen en zijn eigen ervaringen met het kunnen realiseren van die doelen. Behalve verschillen in dit ‘wereldbeeld’ tussen individuen, zijn er ook verschillen binnen een individu zelf. Die worden deels veroorzaakt door de hierboven genoemde toename van het aantal antennes over een bepaalde tijdsperiode (structureel), maar ook deels door de mate van de fysiologische stressreacties op een bepaald moment (toestandsafhankelijk). Het daarbij vrijkomende cortisol versterkt de gevoeligheid van de antennes en daardoor wordt het signaal van een ‘bedreiging’ nog meer versterkt, met nog meer focus. Periodes van chronische stress kenmerken zich ook door een zeer grote focus op (potentiële) ‘bedreigingen’. Het ‘wereldbeeld’ wordt nog negatiever. We kunnen dat een persoon niet kwalijk nemen, want hij kan in zo’n toestand niet veel anders vanwege de biochemische processen. Het is ook erg moeilijk om iemand in een periode van chronische stress te laten focussen op de positieve dingen in het leven. Daarvoor zal eerst een afname van cortisol nodig zijn, door een afname van de fysiologische stressreactie. Verderop in dit artikel staat een methode beschreven waarmee dit gerealiseerd kan worden (hartcoherentie).


Het stresshormoon cortisol en de werking van het controlecentrum
Direct boven de ogen in het voorhoofd bevindt zich de prefrontale cortex in de hersenen. Dit gebied kan het best omschreven worden als een controlecentrum en is vergelijkbaar met het management van een bedrijf, waar de plannen voor evenwichtige oplossingen worden gemaakt. Dit centrum is uniek voor de mens en is de eerste 22 jaar van ons leven nog volop in ontwikkeling. Bij normale stress wordt dit controlecentrum extra geactiveerd door toedoen van de fysiologische stressreacties. Het controlecentrum krijgt zijn input uit de rest van de hersenen, waaronder waarnemingen, herinneringen en doelen (collectief en individueel).
Kenmerken, die aan het controlecentrum worden toegeschreven, hebben te maken met het vinden van een evenwichtige afstemming tussen de verschillende input-onderdelen. Hiertoe behoren: ordenen, relativeren, plannen, organiseren, overzicht houden, zelfreflectie en inbouwen van spijtervaringen, rekening houden met grenzen (fysiek, moreel) en verbeelding van de toekomstige situatie.
Een goed aanpassingsplan wordt gevormd door een evenwichtige afstemming tussen alle betrokken factoren. De opgebouwde stressenergie kan vervolgens omgezet worden in het bij het aanpassingsplan behorende (vaak creatieve) gedrag. De fysiologische stressrespons is niet meer nodig en wordt als het ware uitgezet. De persoon ervaart in deze situatie controle en het terugkeren van ontspanning. Maar, zolang er nog geen evenwichtige afstemming gevonden kan worden, blijft de stressrespons actief en kan in sterkte toenemen.
De hier beschreven processen vinden plaats onder normale stress, echter door de
zeer hoge gehalten aan cortisol bij extreme stress, wordt de activiteit van de prefrontale cortex verzwakt. Het controlecentrum wordt als het ware geblokkeerd en daardoor vermindert onder andere de zelfreflectie, de moraal en de mogelijkheid om een evenwichtige afstemming te vinden. De rem op de impulsieve vecht- en vluchtreacties neemt af en mensen vertonen in dat geval geen aangepast gedrag, maar juist ontladingen, die zeer impulsief en vaak destructief van aard zijn (Gazzaniga, 2002). Blokkade van het menselijke controlecentrum leidt tot ‘dierlijk’ gedrag. Een voorbeeld hiervan is de mishandeling van Bram door Marian op het moment dat ze volledig de controle verliest. Zeker in het geval van extreme stress en de biochemische blokkade van het controlecentrum, kunnen we mensen niet echt verantwoordelijk stellen voor hun gedrag. Ze zijn op een dergelijk moment eigenlijk ontoerekeningsvatbaar. Alle genoemde eigenschappen van het controlecentrum (waaronder ordenen, relativeren, plannen, organiseren, zelfreflectie, moraal en verbeelding van een positieve toekomstige situatie) kunnen we bij hen op dat moment dan ook niet verwachten. Dat is niet een gevolg van verkeerde karaktereigenschappen, maar van een veel te hoog stressniveau. Het is in deze gevallen wel noodzakelijk dat de verantwoordelijkheid wordt genomen om het eigen stressniveau te verlagen, zodat het controlecentrum kan blijven werken.
Een paar procesonderdelen voor het vinden van een evenwichtig aanpassingsplan door het controlecentrum zijn van belang en worden hier wat nader toegelicht. Het betreft de verbeelding van een toekomstige positieve toestand en de input van herinneringen, die met eerder gemaakte fouten te maken heeft (het inbouwen van spijtervaringen).
De toekomstige toestand is altijd een zelfgemaakte verbeelding, want de toekomst is in werkelijkheid nog niet aan de orde. Het is een soort extrapolatie vanuit de huidige situatie. Het is echter van belang om bij stress naast een verbeelding van de potentiële probleemsituatie in de toekomst, ook een verbeelding te maken van de tegenovergestelde potentiële oplossingssituatie, zonder dat de exacte aard van de oplossing al bekend is. Deze oplossing wordt vervolgens ‘bedacht’ en is het resultaat van een evenwichtige afstemming tussen alle betrokken factoren in het controlecentrum. Het kunnen verbeelden van de potentiële toekomstige oplossingssituatie is van enorm groot belang, omdat het fungeert als een soort uitgangspunt, vanwaaruit de input-onderdelen geselecteerd kunnen worden. Een voorstelling van de toekomst werkt als een soort zoekmachine en een positieve oplossingssituatie zoekt naar positieve associaties. Het bekende placebo-effect en selffulfilling prophecy werken op deze manier. Zonder een voorstelling van de oplossingssituatie, blijven we gericht op de probleemsituatie en de daarmee geassocieerde negatieve waarnemingen en herinneringen. De uitspraak ‘als je denkt dat iets gaat lukken, zie je mogelijkheden en als je denkt dat iets gaat mislukken, zie je obstakels’ is hierop van toepassing. Hulp bij het voorstellen van een positieve toekomstige oplossingssituatie is een belangrijk onderdeel van de hulpverlening, vooral als ouders door extreme stress een sterkere focus hebben op de negatieve probleem situatie. Besproei de planten, niet het onkruid! (Peacock, 2002). Afname van de fysiologisch stressreactie kan de toegang tot een positievere verbeelding van de toekomst vergemakkelijken door de afname van cortisol en de daarbij behorende vermindering van de focus op ‘bedreigingen’.
De input van herinneringen heeft ook betrekking op ervaringen van eigen gedrag in voorgaande situaties, die grofweg ingedeeld kunnen worden in goede (successen) en slechte (fouten, mislukkingen). Beide zijn nodig voor de vorming van een nieuw evenwichtig aanpassingsplan en moeten door het controlesysteem geselecteerd kunnen worden. Het is echter niet altijd makkelijk om fouten en mislukkingen onder ogen te zien en er de verantwoordelijkheid voor te nemen, zeker niet als iemand bang is om ervoor veroordeeld te worden. Dat is een regelrechte bedreiging van de psychosociale basale doelen (bij de groep horen). Nog erger wordt het als de persoon daarnaast zichzelf ook sterk veroordeeld, zoals bij kindermishandeling het geval kan zijn. Ter bescherming wordt vaak overgegaan tot ontkenning en deze kan zelfs zo sterk zijn dat de fouten niet geselecteerd kunnen worden door het controlesysteem. Fouten worden hierdoor niet verbeterd en hebben een grote kans op herhaling. Voor het tot stand komen van een goed aanpassingsplan, moeten deze fouten juist wel erkent kunnen worden door de persoon zelf. Deze zelfreflectie is noodzakelijk voor het nemen van de verantwoordelijkheid voor verbetering van gedrag.
Veiligheid kan zelfreflectie bevorderen, het erkennen van ‘fouten’ vergemakkelijken en de eigen verantwoordelijkheid voor een oplossing vergroten. Als hulpverlener kun je hierin een belangrijke taak vervullen door zelf een niet-veroordelende houding aan te nemen. Dit is niet makkelijk en zeker niet als de ‘fout’ van de ouder bestaat uit het mishandelen van het kind, zoals in het geval van Marian uit het voorbeeld. Gevoelsmatig veroordelen we dat allemaal. Om in de niet-veroordelende stand te komen, kan de theoretische achtergrond over stressreacties helpen. Hierdoor kan begrepen worden dat een groot gedeelte van het gedrag van iemand zoals Marian, niet zozeer een veroordeelbare karaktereigenschap is, maar het vrijwel automatische gevolg van een veel te hoog stressniveau. Belangrijk is met name de informatie over de invloed, die een grote hoeveelheid cortisol heeft op het functioneren van de hersenen (vorming van ‘korte lontjes’ en blokkade in controlecentrum). Op basis van de theoretische kennis is het mogelijk om je behalve de gestreste persoon, ook de persoon voor te kunnen stellen onder evenwichtige omstandigheden. In het voorbeeld zal dat een opsplitsing geven in Marian-stress en Marian-evenwicht. Marian-stress is de variant, die een ‘kort lontje’ heeft opgebouwd, soms de controle verliest en haar machteloosheid ontlaadt in destructief impulsief overlevingsgedrag. Ze mishandelt haar eigen kind, veroordeelt zichzelf, ontkent haar gedrag en neemt daardoor geen verantwoordelijkheid voor de oplossing. Marian-evenwicht is een potentiële variant, die haar stressniveau onder controle heeft, de verantwoordelijkheid neemt over haar eigen gedrag en zich weer kan aansluiten op de van nature aanwezige potenties van een ‘goede ouder’. Door je als hulpverlener te richten op Marian-evenwicht, vermindert je veroordeling van haar vanzelf. Bovendien verbeeld je tegelijkertijd als hulpverlener een positieve oplossingssituatie voor Marian, waarmee je haar kan helpen het zelf ook te doen. Dit werkt als selffulfilling prophecy en ondertussen besproei je de planten alvast….
Als hulpverlener kun je ook de ouder handvaten geven om zijn eigen veroordeling te verminderen. Meestal vindt een ouder het moeilijk om antwoord te geven op vragen, die rechtstreeks betrekking hebben op de negatieve kanten van hun gedrag. Ze zijn echter wel belangrijk voor de zelfreflectie. Om deze zelfreflectie veiliger te maken, kan begonnen worden met de theoretische uitleg van het universele menselijke stressproces. Per onderdeel kan gevraagd worden of de persoon herkenning vindt in zijn eigen situatie, maar er wordt niet verwacht om dit hardop mee te delen. Zo kan er ook niet veroordeeld worden en dat voelt veilig. Daarnaast zal de kennis, dat gedrag bij extreme stress waarschijnlijk bij andere mensen in overeenkomstige situaties vergelijkbaar zal zijn, een positief effect hebben op de mate van zelfveroordeling. Iemand voelt zich daardoor weer wat meer bij de groep horen (basale psychosociale doel). Ook de wetenschap dat veel eigenschappen bij extreme stress toe te schrijven zijn aan de fysiologische stressrespons en niet aan karakterfouten, kan een stuk van de eigen veroordeling wegnemen en de weg naar zelfreflectie en toename van verantwoordelijkheid verder openen.


METHODE VOOR STRESSVERMINDERING
Uit het voorgaande is vooral duidelijk geworden dat de aanwezigheid van een ‘kort lontje’ en het functioneren van het controlecentrum voor een groot deel biochemisch afhankelijk is van stress en dat een positieve beïnvloeding hiervan gerealiseerd kan worden door het verlagen van het stressniveau.
Stressvermindering kan zowel op emotioneel, cognitief als fysiologisch gebied ingezet worden. Verandering in het ene gebied is van invloed op de andere gebieden. Het is niet zo belangrijk waar je de negatieve spiraal van stress doorbreekt, het is belangrijk dat je deze doorbreekt. De methode van stressvermindering heeft een grotere kans van slagen als het weinig inspanning kost, begrijpelijk is, geen bedreiging vormt en motiverend werkt. Omdat bij negatieve ouder-kind interacties een veroordeling van eigen emoties en cognities (gedachten en gedrag) vaak aan de orde is, wordt de fysiologische insteek als relatief veilig ervaren. Je kunt een ouder makkelijker gemotiveerd krijgen tot een fysiologische verandering dan tot verandering van emoties, gedachten en gedrag.
De fysiologische stressreacties bestaan onder andere uit de vorming van cortisol en een onbalans in het autonome zenuwstelsel. Bij actieve stressvermindering kan de hoeveelheid cortisol niet met de vrije wil beïnvloed worden, maar dit geldt wel voor het weer in balans brengen van het autonome zenuwstelsel. Balans in het autonome zenuwstelsel leidt tot hartcoherentie en omgekeerd kan het proces ook plaatsvinden; hartcoherentie leidt tot balans in het autonome zenuwstelsel. Hierdoor vermindert de stress en kunnen de verschillende systemen in het lichaam weer evenwichtig samenwerken. Door de onderlinge samenhang tussen de fysiologische stresssystemen, leidt balans in het autonome zenuwstelsel tot afname van de productie van cortisol.


HARTCOHERENTIE
Hartcoherentie staat voor de regelmaat in de hartritmevariabiliteit. De tijdsperiode tussen twee opeenvolgende hartslagen is nooit gelijk. Er zit variatie in en deze variatie kan heel chaotisch zijn bij stress, maar ook een regelmatig patroon laten zien bij ontspanning. Dit regelmatige patroon wordt hartcoherentie genoemd (McCraty, 2006). Bij de mens vertoont de regelmatige hartritmevariabiliteit een cyclus van ongeveer 10 seconden. Het hartritme kunnen we niet direct met onze vrije wil aansturen, maar wel indirect met behulp van de ademhaling. Een langzame, regelmatige en diepe ademhaling met een cyclusduur van ongeveer 10 seconden (5 seconden uitademen en 5 seconden inademen) kan tot hartcoherentie leiden.
Hartcoherentie kan snel en makkelijk aangeleerd worden met een biofeedbackmethode.
In het woord ‘biofeedback’ heeft ‘bio’ te maken met de lichamelijke reactie en ‘feedback’ met de bewustwording daarvan. Bij biofeedback wordt met een sensor de hartslag gemeten. Met behulp van computersoftware wordt de hartcoherentie berekend en direct op een monitor gepresenteerd. Biofeedback is een actieve methode, die zelf uitgevoerd en ervaren moet worden. Het richt de aandacht op capaciteiten, niet op tekortkomingen. Door bewustwording en sturing van de ademhaling tot een cyclus van ongeveer 10 seconden kan naar de gewenste hartcoherentie worden toegewerkt. Positieve resultaten werken stimulerend en geven een gevoel van controle. Dit is belangrijk voor de motivatie om het ook daadwerkelijk toe te passen bij stress. De juiste ademhalingstechniek kan gemakkelijk thuis geoefend worden en hoeft niet veel tijd in beslag te nemen. Het gaat meer om ‘dat het gedaan wordt´ dan om ‘hoelang het gedaan wordt´. Door vaker te oefenen kan hartcoherentie sneller en automatisch bereikt worden. In de hersenen kan op deze manier na verloop van tijd door plasticiteit het aantal antennes bij het ´korte lontje´ afnemen en daardoor ook de grootte van de stressreacties, die hierdoor worden opgewekt.


ROL VAN DE HULPVERLENING
Allereerst kan hulp verleend worden bij het aanleren van de ademhalingstechniek voor hartcoherentie als fysiologische vorm van stressvermindering. Hierdoor verlaagt het gehalte aan cortisol en daardoor vermindert de sterke focus op (potentiële) negatieve ‘bedreigingen’ en neemt de werking van het controlecentrum toe. Dit maakt het makkelijker om de ouders te helpen bij het verbeelden van een positieve oplossingstoestand ten behoeve van de selectie van daarmee geassocieerde waarnemingen en herinneringen. Vragen naar capaciteiten of al eerder toegepast oplossend gedrag in vergelijkbare situaties, kan dit proces ondersteunen.
Het zelf kunnen verminderen van het stressniveau geeft weer een gevoel van controle. Thuis oefenen helpt bij de automatisering van de techniek.
Vervolgens kan de theorie van het stressproces worden toegelicht in een bij de ouder passende vorm. Om het proces van zelfreflectie veiliger te maken is het belangrijk dat de ouder wel naar herkenning van de eigen stressreacties in de thuissituatie zoekt, maar ze niet hoeft mee te delen. Het gaat er niet om welke ‘fouten’ ze maken, maar dat ze zich minder de veroordeelbare ‘foute ouder’ gaan voelen. Belangrijk is ook dat de ouder niet benadrukt wordt als potentiële veroorzaker van het probleem, maar wel als potentiële oplosser. Al deze processen zijn nodig om de ouder in een toestand te brengen, waarin de zelfveroordeling vermindert, de verantwoordelijkheid toeneemt en het vertrouwen stijgt in eigen kunnen en een positieve afloop. Een niet-veroordelende opstelling van de hulpverlener is goud waard in dit aanpassingsproces.
Inzetten van hartcoherentie is moeilijk als de stress al te hoog is opgelopen. Voor ouders is het belangrijk om de eigen signalen te herkennen bij oplopende stress, zodat hartcoherentie al in een vroeg stadium kan worden ingezet. Fysiologische signalen zijn daarvoor het meest geschikt omdat ze vaak makkelijker zijn te herkennen (en veiliger) dan cognitieve reacties. Het gaat hier bijvoorbeeld om snellere hartslag, snellere ademhaling, klomp in de maag en dergelijke. Het toepassen van hartcoherentie kan eerst in weinig stressvolle situaties worden geleerd, voordat het ingezet wordt bij de interactie met het kind. Op deze manier kan vertrouwen worden opgebouwd in eigen kunnen. Als een ouder vervolgens hartcoherentie kan toepassen tijdens de interactie met het eigen kind en het positieve effecten oplevert, is de weg vrij naar de ‘goede ouder’-ervaring, die zo broodnodig is voor het vrijlaten van de ouder-power.
Ouders, die zelf het hele proces van vermindering en transformatie van stress hebben doorlopen, zijn fantastische voorbeelden voor hun kinderen. Meestel ligt een vergelijkbare stress problematiek ten grondslag aan het onaangepaste gedrag van het kind.


LITERATUUR
Brown, M., Keynes, R., & Lumsden, A. (2001). The developing brain. New York: Oxford UP.
Gazzaniga, M. S., Ivry, R. B., & Magnum, G. R. (2002). Cognitive neuroscience. New York/London: W.W. Norton & Company, Inc.
Kalat, J. W. (2001). Biological psychology. Belmont, CA: Wadsworth.
Kuks, J. B. M. & Snoek, J. W. (2007). Klinische neurologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
LeDoux, J. E. (1996). The emotional brain: The mysterious underpinnings of emotional life. New York, NY, US: Simon & Schuster.
Mackenzie, M. J. (2007). Parent-infant relationship disturbances and child maltreatment in the early years: The impact of risk and stress on parental perceptions and behavior. ProQuest Information & Learning.
McCraty, R., Atkinson, M., Tomasino, D., Bradley, R.T. (2006). The Coherent Heart: Heart-Brain Interactions, Psychophysiological Coherence, and the Emergence of System-Wide Order. Institute of HeartMath.
Peacock, F. (2002). Besproei de planten, niet het onkruid. Utrecht: Het Spectrum.
Van den Haspel, J.M. (2009). Kan stress verminderen door het toepassen van hartcoherentie?, Masterthese, Rijksuniversiteit Groningen.